Tonny van Dokkum thuis toegezongen.
Gedecoreerd voor 40 jarig lidmaatschap van de ,,Urker Zangers”.
Dinsdagavond 13 oktober 2009 was een gedenkwaardige avond voor de leden van mannenkoor ,,Urker Zangers”. Vanaf onze repetitielocatie vertrokken we gezamenlijk richting het woonhuis van ons koorlid Tonny van Dokkum. Tonny is namelijk veertig jaar lid van ons mannenkoor. En dat noemenswaardig feit daar wilden en mochten we niet onopgemerkt aan voorbijgaan. Wegens werkzaamheden en allerlei andere activiteiten was Van Dokkum al geruime tijd niet meer in staat de repetities te bezoeken. Maar hij bleef het koor trouw door het te steunen met zijn lidmaatschap en zijn betrokkenheid. Tonny is geruime tijd ernstig ziek. Hem uitnodigen op de repetitie was daardoor niet mogelijk, daarom vetrokken we naar zijn woonhuis. En het hele koor past lastig in de woonkamer, dus brachten we hem buiten achter het huis een serenade.
Na enkele korte dankwoorden van voorzitter Hessel van Urk zongen we de zieke jubilaris enkele bemoedigende en troostvolle liederen toe, die hij samen met zijn vrouw Janneke en hun kinderen in ontvangst nam. We zongen Psalm 116, over God die wij liefhebben omdat Hij onze stem hoort, juist al er zoveel moeite is. Daarna zongen we ‘By and By, I’ll wish I had given Him more’. Tonny zong het vol overtuiging met ons mee. Hierna kreeg hij de gouden koorspeld opgespeld, en zijn vrouw Janneke ontving en prachtig boeket bloemen. Waarna we besloten met de bemoedigende woorden van ‘Vaste rots van mijn behoud’, waarna Tonny van de koorleden een welgemeende handdruk kreeg. We wensen hem en zijn vrouw en kinderen in deze moeilijke tijd Gods nabijheid en troostrijke zegen toe.
Op Pinksterzaterdag 22 mei 2010 is Tonny van Dokkum op 59 jarige leeftijd overleden.
Vaste Rots van mijn behoud,
Als de zonde mij benauwt,
Laat mij steunen op Uw trouw
Laat mij rusten in uw schaûw
Waar het bloed door U gestort,
Mij de bron des levens wordt.
Jezus, niet mijn eigen kracht,
Niet het werk door mij volbracht,
Niet het offer, dat ik breng,
Niet de tranen die ik pleng,
Schoon ik ganse nachten ween,
Kunnen redden, Gij alleen.
Eenmaal als de stonde slaat,
Dat mijn lichaam sterven gaat,
Als mijn ziel uit de aardse woon,
Opstijgt tot des Rechters troon,
Rots der eeuwen, in Uw schoot,
Berg mijn ziele voor de dood.